Het einde van het jaar EN van de huidige legislatuur nadert. Dat betekent voor mij dit keer afscheid nemen van een aantal bevoegdheden die ik als schepen nu had, en kennismaken met de nieuwe die erbij komen.
Het is toch met een beetje spijt dat ik het sociale luik van het besturen achter mij laat. Ik heb altijd veel interesse gehad in sociale (on)gelijkheid, kansen, de kloof tussen hebben en niet-hebben, en heb de welzijnssector de afgelopen jaren ook van binnenuit leren kennen. Dat heeft mij veel geleerd over bijvoorbeeld de armoedespiraal, de complexiteit van veel sociale problemen, de zwakte maar ook de soms onvoorstelbare kracht van mensen als het op “overleven” aankomt…
In het schepencollege zal ik de welzijnsdossiers zeker met meer dan gewone belangstelling blijven opvolgen. Daarenboven zijn twee van mijn bevoegdheden, wonen en werk, heel nauw betrokken bij het armoede-verhaal. Zo blijf ik toch een stuk verantwoordelijkheid dragen in de aanpak ervan.
Ik zal in de aankomende beleidsperiode ook bevoegd zijn voor participatie en wijkwerking. Het is een nieuwe bevoegdheid voor mij maar ook een nieuw accent dat het stadsbestuur legt: door burgers nauwer te betrekken bij het beleid, moet het beter aansluiten bij wat ze van het stadsbestuur verwachten en als prioritair beschouwen.
Ik dacht er de voorbije weken vaak aan: met werk rond participatie heb ik mijn eerste belangrijke stappen gezet in de Vlaamse politiek. In 1998 heb ik als Vlaams parlementslid, vanuit de oppositie het “Voorstel van decreet over de leerlingenparticipatie” goedgekeurd gekregen. Luc Van den Bossche was toen de Vlaamse minister van onderwijs, en steunde mijn voorstel voluit. Nadien, zelf minister van onderwijs zijnde, heb ik de participatie in leerplicht en hoger onderwijs, nog verder uitgebouwd en versterkt.
Vandaag is inspraak van leerlingen en studenten, ouders en personeel een vanzelfsprekendheid, maar 20 jaar geleden moest er nog heel wat gediscussieerd en overlegd worden met allerlei stakeholders vooraleer het principe van participatie en betrokkenheid op alle vlakken aanvaard werd.
Op stedelijk niveau participatie vormgeven is natuurlijk nog van andere orde, maar het kernprincipe, mensen waarderen in hun inbreng, blijft hetzelfde. Ik hoop qua vorm en inhoud (en in overleg), aan “participatie en wijkwerking” een interessante en relevante inhoud te kunnen geven. En de non- believers (want die zijn er nog steeds) te overtuigen van het belang ervan!