De voorzitter: Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten: Voorzitter, minister, collega’s, op het einde van vorige week blokletterde De Standaard: ‘Schoolbevolking explodeert’. Het was een artikel geschreven op basis van het jaarverslag van Kind en Gezin. Reeds eerder heeft ook de studiedienst van de Vlaamse Regering cijfers bekendgemaakt over de demografische evolutie die uiteraard inhoudt dat het aantal jongeren tot 2020 heel erg gaat stijgen.
Dat heeft natuurlijk een aantal gevolgen voor het onderwijs. Om te beginnen een grotere diversiteit in de toekomst, in tweede instantie nood aan capaciteit voor gebouwen – maar daar hebt u reeds aan gewerkt – en in de derde plaats een heel grote nood aan leerkrachten. Dat is ons trouwens al bekend uit de Arbeidsmarktbarometer, die door het departement jaarlijks gepubliceerd wordt. Dat is niet nieuw, maar de cijfers zullen in de komende jaren waarschijnlijk dramatischer worden dan in het begin was gedacht. In de nota van het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO), die ik hier vorige week even aanhaalde, staat trouwens ook dat op zich positieve maatregelen die u zult nemen, bijvoorbeeld voor de omkadering van het kleuteronderwijs, als effect zullen hebben dat er heel wat extra kleuteronderwijzers en -onderwijzeressen nodig zullen zijn en dat men zich afvraagt waar men die gaat halen.
Minister, collega’s, wij weten allemaal dat kwaliteitsvol onderwijs staat of valt met de kwaliteit van de leerkrachten. Het is dus ongelooflijk belangrijk dat wij van het lerarenberoep een aantrekkelijk beroep maken en dat jongeren met veel enthousiasme dat beroep gaan uitoefenen. Wat zult u concreet ondernemen om ervoor te zorgen dat in de komende jaren meer jonge mensen enthousiast gaan studeren om leraar te worden?
De voorzitter: Minister Smet heeft het woord.
Minister Pascal Smet: Voorzitter, collega’s, het is niet de eerste keer dat wij in de commissie of hier in de plenaire vergadering over dit onderwerp spreken. Ik vrees dan ook dat ik hier zal moeten herhalen wat ik al eerder als antwoord heb gegeven. Vooreerst wil ik toch duidelijk stellen dat het zoeken en aanwerven van leerkrachten een verantwoordelijkheid van de scholen en de inrichtende machten is. Het komt het departement niet toe om leerkrachten te zoeken. Wij betalen ze wel, en wij schetsen het kader en het rechtsstatuut, maar de samenleving warm maken voor het mooie beroep van leerkracht is een zaak van de hele samenleving.
Er komen uitdagingen op ons af. U vermeldde cijfers en ik zou er nog andere kunnen vermelden. Wij moeten daaraan werken, en dat doen wij ook. Ik heb ervoor gekozen om niet te vervallen in kurieren am Symptom, maar om te werken in de diepte en een aantal fundamentele keuzes te maken. Daarom hebben wij een leerkrachtenloopbaandebat opgestart.
Het werk eraan verloopt intensief. Wij blijven daar de komende weken en maanden aan werken. Natuurlijk blijven wij niet bij de pakken zitten, maar daarin zullen een aantal fundamentele opties worden besproken.
Als de Vlaamse Regering bijvoorbeeld zal beslissen om het omkaderingssysteem van het basisonderwijs uit te breiden, waardoor honderden kleuteronderwijzers extra zullen nodig zijn, zullen wij ook maatregelen voorstellen om het gemakkelijker te maken om kleuteronderwijzers te vinden. Dat zal allemaal parallel worden aangepakt. Zodra daarover een beslissing is genomen, zullen wij het Vlaams Parlement daarover inlichten. Voorts werken wij met iedereen samen. Ik geef nog een laatste voorbeeld: wij willen de stages van de lerarenopleidingen via de expertisenetwerken beter organiseren.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten: Minister, uw antwoord ontgoochelt mij verschrikkelijk.
Ik had natuurlijk wel gedacht dat u zou verwijzen naar het leerkrachtenloopbaandebat.
Minister Pascal Smet: Dan had u die vraag niet moeten stellen.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten: Minister, ik wil u eigenlijk wat onder druk zetten. Ik zal die vraag blijven stellen. U discussieert twee jaar met de vakbonden. Nadien zullen er maatregelen worden genomen. Als dan het beroep voor een aantal mensen aantrekkelijker is geworden, zullen er meer studenten zijn. Maar op dat moment zijn we al vijf jaar verder en zitten de scholen zonder leerkrachten.
Ik richt mij ook tot de collega’s van de meerderheid. Als de minister geen maatregelen wil nemen en doof blijft voor wat er in de commissie en door de mensen in het veld wordt gezegd, dan moet het Vlaams Parlement zelf matregelen nemen. Ik roep de collega’s van de
meerderheid op om daarover samen na te denken en in de commissie het debat op gang te trekken. De minister verwijst voortdurend naar de debatten die hij achter de schermen voert.
Voorzitter, ik wend mij ook tot u: als parlementslid zou u deze aanpak ook niet goed hebben gevonden. Wij moeten daadwerkelijk overgaan tot het debat en maatregelen treffen. Nog twee jaar wachten om te kijken wat er uit het debat met de vakbonden komt, kan niet.
(Applaus bij Open Vld en Groen!)
De voorzitter: Mevrouw, ik mag mij niet mengen in het debat, maar ik heb wel de vraag toegestaan. (Opmerkingen van de heer Crombez)
Mevrouw Marleen Vanderpoorten: Waarom is dat een goede opmerking?
De voorzitter: Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Helsen: Voorzitter, minister, collega’s, het is niet de eerste keer dat dit onderwerp in de plenaire vergadering aan bod komt. Het is een probleem dat wij dringend moeten oplossen. Reeds een jaar geleden heb ik u gevraagd een integrale aanpak voor de kleuterscholen uit te werken. Een element ervan is het tekort aan kleuterleiders en -leidsters.
Voor ons is het ontzettend noodzakelijk dat we ons richten op de jonge leerkracht die te vroeg uitstroomt en die onzeker is in de beginnende job. Dat probleem moet dringend worden aangepakt.
Een tweede probleem is dat we maatregelen moeten nemen voor diegenen die langer willen werken. We kunnen dat bijvoorbeeld, mits een bonus, mogelijk maken. We moeten ook nadenken over een mogelijke multidisciplinaire inzet in de kleuterscholen. Minister, u kunt werk maken van het aantrekkelijker maken van de job, maar de leerkrachten moeten er ook tijdig zijn. We dreigen tot een situatie te komen dat ze er niet zijn. We moeten er dan ook over nadenken welke oplossing we in dat geval, als alle andere maatregelen onvoldoende blijken te zijn, zullen aanreiken.
De voorzitter: Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Mevrouw Gerda Van Steenberge: Voorzitter, minister, collega’s, ik hoor mevrouw Helsen niet zeggen dat mevrouw Vanderpoorten gelijk heeft. Ik zeg dat wel: mevrouw Vanderpoorten heeft gelijk. We moeten die vraag hier blijven stellen.
Minister, u hebt op 25 januari in de commissie gezegd dat u het debat niet wilt voeren op de Grote Markt en ook niet in de commissie. Ik vond het schandalig dat u dat zei. In hetzelfde antwoord zei u toen “Het debat over de leerkrachtenloopbaan is begonnen”, maar u zei ook “We zijn daar nog niet intensief mee begonnen.” Ik merk uit de verslagen dat er al jaren wordt nagedacht over mogelijke maatregelen. Er is inderdaad een gebrek aan leerkrachten.
Ook de uitstroom is enorm groot. In feite gebeurt er ondertussen echter niets. U hebt in de commissie ook gezegd dat we aan andere grote dossiers moesten werken, zoals OD XXI, het inschrijvingsrecht enzovoort. Het grote probleem van de leerkrachten wordt echter niet opgelost. Bovendien geeft u geen informatie over de timing.
De voorzitter: Mevrouw Deckx heeft het woord.
Mevrouw Kathleen Deckx: Ik dank u, voorzitter. De vraag die vandaag voorligt, is inderdaad al een aantal keren aan bod gekomen in de commissie. U hebt daar een duidelijk traject naar voren geschoven. Ik weet niet of het realistisch is om nu te zeggen dat het snel moet gaan. Mevrouw Vanderpoorten, u weet ook dat het belangrijk is dat het overleg met de vakbonden in dezen goed gebeurt. Ik vrees dat we anders niet tot oplossingen zullen komen, maar bij nog meer problemen zullen stranden.
Minister, ik weet niet of er op dit ogenblik een melding is geweest van een tekort op zeer korte termijn. Want in dat geval vind ik wel dat u ervoor moet zorgen dat dat kan worden opgevangen. Er moet in september namelijk niet alleen voor elke leerling een plaats zijn, maar ook voor elke klas een juf.
Mijns inziens hebt u wel voldoende uitleg gegeven bij het project op lange termijn. Ik hoop dat die timing ook gevolgd wordt.
De voorzitter: Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Mevrouw Elisabeth Meuleman: Minister, een van de problemen die we hier ook al hebben aangehaald, is het feit dat een op drie leerkrachten het onderwijs verlaat binnen de vijf jaar. Als we dat al kunnen stoppen, komen we toch al wat tegemoet aan het probleem van het leerkrachtentekort. Een van de zaken die daar heel belangrijk waren, was het afschaffen van het mentorschap. Als we beginnende leerkrachten beter zouden kunnen begeleiden en ontlasten, zouden we het probleem van de gigantische uitstroom toch al kunnen vermijden.
U bent inderdaad bezig met het leerkrachtendebat. Op korte termijn zou u toch al maatregelen kunnen nemen om die uitstroom in te perken. Daar zou u binnen het jaar mee moeten beginnen.
Minister Pascal Smet: Voorzitter, er is geen enkel effect van de mentoruren op het al dan niet tekort hebben van leerkrachten. Een van de belangrijkste redenen waarom een op drie jonge leerkrachten het onderwijs verlaat binnen de vijf jaar, is precies het gebrek aan werkzekerheid. Jonge leerkrachten vinden geen werkzekerheid.
Mevrouw Vanderpoorten, ik deel uw verontwaardiging. U bent zelf echter ook minister van Onderwijs geweest. Ik wil met u de rekensom maken. Ik ben nog maar twee jaar minister. U kunt mij niet verwijten dat er nu een tekort is aan leerkrachten. De ministers vóór mij hadden al vroeger in de keten, toen die problemen ook al gekend waren, fundamenteel en structureel moeten ingrijpen. Ik heb ervoor gekozen om het fundamentele debat aan te gaan met de vakbonden en de werkgevers, de koepels. (Opmerkingen van mevrouw Marleen Vanderpoorten)
Neen, mevrouw Vanderpoorten, u bent beter dan wie ook geplaatst om te weten dat als je hierin wilt slagen, de vakbonden, de werkgevers en de overheid taboes zullen moeten laten vallen. Wij zijn op dit moment bezig met de vakbonden en de werkgevers om taboes te laten vallen. Ik zal in september aan de commissie een gedetailleerd overzicht geven van de thema’s waarover we bezig zijn. De thema’s waar we over spreken, daar zult u in uw wildste dromen nog niet aan gedacht hebben, mevrouw Vanderpoorten. (Applaus bij sp.a)
We zijn dus wel degelijk ten gronde bezig. We zitten op dit moment op een scharniermoment in ons onderwijssysteem. We hebben vele jaren oud onderwijsbeleid gekend, waar we aan de knopjes wat probeerden te draaien, meer van hetzelfde. Nu zijn we op een moment gekomen dat we aan nieuw onderwijsbeleid zullen beginnen, waarbij we fundamentele keuzes moeten maken.
Als we aan de werkzekerheid en aan het statuut van de jonge leerkrachten willen werken, is dat niet evident, want dan kom je aan verworven rechten. Wij willen dat globaal aanpakken.
En je kunt dat zelfs niet doen als je iedereen rond de tafel zet. Ik ben op dit moment bilateraal met de vakbonden in alle vertrouwelijkheid vooruitgang aan het boeken. We gaan dat proces voortzetten. Deze Vlaamse Regering wil fundamentele wijzigingen doorvoeren. We zullen dat ook proberen te doen.
Uiteraard wachten we ondertussen niet. U zult merken, als we de komende weken een beslissing zullen nemen over de omkadering van het basisonderwijs, zullen we tegelijkertijd een aantal beslissingen nemen die het gemakkelijker maken om kleuteronderwijzers en -onderwijzeressen aan te werven. We hebben de optie van Nederland. Als je de rapporten heel goed bekijkt, zul je merken dat er de komende maanden en jaren sporadisch individueel een probleem ontstaat, maar dat het echte probleem de komende jaren op ons afkomt, omdat we die grotere uitstroom krijgen vanuit het onderwijs. En we werken nu eenmaal globaal en breed om al die problemen op te lossen.
U komt nu vandaag doen alsof we dat niet aanpakken of niet willen vertellen, maar ik wil dat we niet praten of blaten, maar oplossingen vinden. En als we oplossingen willen vinden, doe je dat inderdaad niet op de Grote Markt. Ik zal u in de beslotenheid van de commissie uitleggen over welke thema’s we bezig zijn en wat we aanpakken. Ik kan alleen maar vaststellen dat de methode die we tot hiertoe hanteren, tot vooruitgang leidt. Ik wil niet struikelen vooraleer we aan de meet zijn. (Applaus bij sp.a)
Mevrouw Marleen Vanderpoorten: Ik vind uw tweede antwoord eerlijk gezegd al veel beter dan het eerste. Nu zegt u tenminste dat we gaan praten in de commissie. Het is de eerste keer dat ik dat hoor, dat we in de commissie over alle details gaan praten. Dat was ook de bedoeling van mijn vraag. Want ik wil u opjagen. U bent veel te gerust in die zaken. U moet daar bezorgd over zijn. U moet ervan wakker liggen. Ik had tot hiertoe de indruk dat dat niet het geval was.
Met het tweede deel van uw antwoord ben ik dus eigenlijk wel tevreden. Ik hoor ook aan de collega’s van de commissie dat ze daarin geïnteresseerd zijn en dat ze zeker mee zullen discussiëren. We zullen dat in september dan ook voluit doen.
Als dat tot goede resultaten leidt, zal ik de eerste zijn om te applaudisseren. Waarom niet? Ik vind u een heel sympathieke mens. (Gelach. Opmerkingen)
Maar ik vind soms dat u zich te weinig zorgen maakt over alle problemen in het onderwijs.
We zullen in september dan wel zien hoever we staan. (Applaus)
De voorzitter: Het incident is gesloten.