Monthly Archives

februari 2019

Als de liefde van alle kanten komt, komt het goed!!

By | Weblogberichten

De OCMW-raad besliste eerder deze week de voetbalterreinen in Kessel, jarenlang het bekende jeugdcentrum van Lierse SK, te verkopen aan de voorzitter van het huidige Lierse Kempenzonen.

Deze beslissing kwam er niet zonder slag of stoot. Niet alleen het zakelijke dossier op korte tijd rondkrijgen, zorgde voor enige kopzorgen maar vooral de emotionele reacties van de beide supporterscohorten binnen een rationeel kader houden, vergden voor velen een hen onbekend relativeringsvermogen.

Na het faillissement van Lierse SK lagen de jeugdspeelvelden er verlaten bij, in slechte staat daarenboven, getuige o.a.de volledig versleten kantine en kleedkamers. Aangezien de nood aan terreinen voor jonge Lierse voetballertjes echter groot was en is, claimden het nieuwe Lyra-Lierse én het heropgestarte Lierse Kempenzonen allebei het speelrecht op deze site.

De toenmalige OCMW-raad sloot daarom vorig jaar een overeenkomst af met beide clubs die, in verhouding tot hun aantal spelertjes, speelrecht kregen. Intussen investeerden stad/OCMW aanzienlijk in de Kesselse terreinen om ze speelklaar te maken.

Het is echter nooit de bedoeling geweest veel geld te besteden aan dit complex dat niet eens in onze stad is gelegen. Investeringen in sportinfrastructuur zijn nog altijd broodnodig maar ze moeten wel getuigen van een toekomstvisie.

Daarom heeft de huidige meerderheid ervoor gekozen de werken aan de Kesselse site te beperken tot wat nu gebeurd is en met beide handen het bod te aanvaarden dat de voorzitter van Lierse Kempenzonen gedaan heeft op de gronden in Kessel: hij koopt de grond en bouwt met eigen middelen een jeugdsportcomplex voor zijn club.

Stad/OCMW en betrokken clubs kunnen zich op deze manier concentreren op een nieuw, modern sportcomplex op de Hoge Velden voor ALLE Lierse voetballertjes. Lyra-Lierse is alvast uitgenodigd hun plannen uit te doeken te doen aan het stadsbestuur annex hun financiële onderbouwing.

Als de liefde van alle kanten komt, is voor de Lierse sport een mooie toekomst weggelegd!

Supportersharten zijn zelden goede politieke raadgevers

By | Weblogberichten

Volgende maandag staat op de agenda van de gemeente- en OCMW-raad de verkoop van de jeugdvoetbalterreinen in Kessel. Deze terreinen zijn eigendom van het Lierse OCMW en werden reeds decennia gehuurd door Lierse SK als jeugdcentrum.

Na het faillissement van Lierse SK in 2018 kwamen de terreinen vrij en besliste de OCMW-raad ze te laten bespelen door de jeugd van de nieuwe clubs Lierse Kempenzonen en Lyra-Lierse in onderling overleg. Dit gebeurde ook, maar al gauw bleek dat de kosten aan deze totaal versleten accommodatie van die aard waren dat ze stad/OCMW te veel geld zouden kosten.

Het is nooit de bedoeling geweest zwaar te investeren in deze gronden. Tegelijkertijd bood Lierse Kempenzonen zich aan als potentiële koper van de terreinen.

Na grondig overleg tussen de bestuurspartijen van stad/OCMW blijkt verkopen de meest redelijke oplossing te zijn: de verloederde terreinen zullen tot een degelijk jeugdvoetbalcomplex worden omgevormd, Lyra-Lierse krijgt nog twee jaar de mogelijkheid er ook gebruik van te maken, intussen wordt verder geïnvesteerd in de Hoge Velden als toekomstig sportcentrum, de opbrengst van de terreinen in Kessel wordt geïnvesteerd in sociale projecten op het grondgebied van onze stad.

Natuurlijk worden de pro en contra-argumenten door heel voetbalminnend Lier op de weegschaal gelegd. Maar als goede huisvader (en -moeder) moet een stadsbestuur in eerste instantie rekening houden met het algemeen belang. In deze is dat: een rationeel beheer van het patrimonium van stad/OCMW en een realistische toekomstvisie rond sportterreinen voor zoveel mogelijk sportende jongeren (Hoge Velden).

Wie wint erbij als de Lierse Kempenzonen-jeugd uit Lier vertrekt en niemand nog investeert in de terreinen in Kessel? In deze geldt meer dan ooit dat supportersharten nu even plaats moeten maken voor een rationeel beheer in het algemeen belang, ook al uit dat algemeen belang zich op iets langere termijn.

Dankbare herinnering aan mijn grootvader Arthur Vanderpoorten

By | Nieuws

Arthur Vanderpoorten werd geboren op 17 februari 1884 in Puurs. Na WO I vestigde hij zich in Lier en bouwde hij een loopbaan uit als liberale politicus. Hij betaalde zijn inzet voor de Belgische regering ­tijdens Tweede Wereldoorlog met zijn leven in het concentratiekamp Bergen-Belsen. “Maar in onze familie leeft zijn nagedachtenis voort”, vertelt Marleen ­Vanderpoorten, die net als vader ­Herman in de (politieke) voet­sporen trad van haar grootvader.

De familie Vanderpoorten komt jaarlijks op 1 november samen aan het graf van Arthur Vanderpoorten op het stedelijke kerkhof in Lier. “Grootvader werd er pas begraven in 1951, meer dan vijf jaar na zijn overlijden”, weet Marleen Vanderpoorten. “Het kostte na de oorlog heel wat moeite om zijn stoffelijk overschot te identificeren. Aan de hand van zijn gebit en enkele persoonlijke voorwerpen lukte dat uiteindelijk toch.”

In 2015, naar aanleiding van de zeventigste verjaardag van Vanderpoortens heengaan, vond in Lier een grootse herdenking plaats met de steun van de hele familie. Toen verscheen ook een herdruk van een uitgebreid biografisch artikel van de hand van historicus Marcel Bots. “Hij maakte
daarvoor gebruik van het persoonlijke archief van mijn grootvader, dat raadpleegbaar is in het liberaal archief in Gent. Dat zal trouwens nog worden verrijkt met brieven die tot voor kort nog in familiebezit waren. Dat zal ­hopelijk een stimulans betekenen voor het historisch onderzoek.”

Politieke laatbloeier
Arthur Vanderpoorten was eigenlijk een laatbloeier in de politiek. Na studies aan het atheneum van Mechelen werd hij eerst groothandelaar in textielwaren. Reeds vroeg vestigde het gezin Vanderpoorten zich in Lier. Arthur engageerde zich in de plaatselijke turnbeweging, waarvan de ­idealen hij zijn hele leven trouw bleef. Verder was hij lid van diverse economische organisaties. En hij was lid van het hoofdbestuur van het liberale Willemsfonds. “Zijn natuurlijke welsprekendheid en zijn grote betrokkenheid bij het maatschappelijk leven brachten hem geleidelijk op het politieke voorplan
als kopstuk van de Lierse liberale familie”, vertelt Marleen.

“Zijn optreden kenmerkte zich steeds door een overtuigde Vlaamsgezindheid en door een volksgezinde en sociaal bewogen democratische ingesteldheid.”
Na een felle strijd tussen liberalen en socialisten werd Vanderpoorten in 1936 verkozen tot provinciaal senator. In 1939 werd hij herkozen. De Vlaamsgezinde liberaal werd in april 1939 in de regering-Pierlot II ­zelfs minister van Openbare Werken en Werkverschaffing. Die regering viel echter al na vijf maanden. In de regering-Pierlot III werd hij in januari 1940 dan aangesteld als minister van Binnenlandse ­Zaken. Niet evident, zeker niet omdat de Tweede Wereldoorlog toen net uitbarstte.

Vanderpoorten was nog herstellende van een heelkundige ingreep, maar sloot zich na de Duitse inval in mei 1940 toch meteen aan bij de regering. Zo maakte hij deel uit van
de vierkoppige groep ministers die erbij waren tijdens de historische ontmoeting in het kasteel van Wijnendaele, toen ­koning Leopold III besloot te ­breken met zijn regering en zich aan de Duitsers over te geven. “Dat was het begin van de ­koningskwestie, het politieke conflict tussen Leopold III en de regering dat pas zou eindigen met de aanstelling van zoon Boudewijn in 1951”, weet Marleen.

Arthur verbleef in Frankrijk toen België zich ook daadwerkelijk overgaf. Hij werd binnen de regering belast met Volksgezondheid en was verantwoordelijk voor de duizenden Belgische vluchtelingen die ronddoolden in het zuiden van Frankrijk. Eind augustus 1940 tekende hij zijn ontslagbrief, maar hij bleef achter in Frankrijk.

Concentratiekampen
Daarmee was de kous nog niet af. Eind 1942 beschuldigden de Duitsers Vanderpoorten van betrokkenheid bij een clandestiene organisatie die Belgen wilde overbrengen naar Engeland.
“In januari 1943 werd hij aangehouden en in september werd hij op transport gezet om uiteindelijk in het concentratiekamp Sachsenhausen te belanden.”

Het is daar dat toenmalig hoofdredacteur van Gazet van Antwerpen Louis Kiebooms hem ontmoette. Kiebooms getuigde na de oorlog als volgt: “Vanderpoorten werd zwaar ziek in het kamp, maar dankzij goede zorgen genas hij volkomen. Eens terug moest hij werken als hulpmagazijnier. Hij verbleef in Sachsenhausen tot februari 1945. Nadien vernamen we niets meer van hem, tot de bladen de droevige mare brachten dat hij overleden was.”
In februari 1945 was Arthur overgebracht naar het concentratiekamp Bergen-Belsen in het noorden van Duitsland. Hij kwam er volledig uitgeput aan en zou er op 3 april 1945 overlijden aan ­tyfus.

Politiek nageslacht
Na zijn schielijk overlijden raakte Arthur Vanderpoorten echter niet in de vergetelheid. De koepelorganisatie Liberaal Vlaams Verbond richtte in 1951 een voorlichtingscentrum op en daaruit groeide de Stichting Arthur Vanderpoorten. Dat werd officieel opgericht in oktober 1955.
“De naam was bedoeld als eerbetoon en herdenking”, vertelt Marleen Vanderpoorten. “Een van de belangrijkste activiteiten van deze Stichting was het verzorgen van televisie-uitzendingen op de openbare omroep. In 1987 hield ze op te bestaan.”
In Lier zelf kreeg hij een eigen straatnaam. In de Arthur Vanderpoortenlaan ­bevindt zich ook een campus met zijn naam, het Atheneum Lier.
“Mijn grootvader trok zich fel het lot van het rijksonderwijs aan en liet een wet stemmen waarbij de verplichting om gebouwen voor het rijksonderwijs te bouwen of te onderhouden van de gemeenten werd overgedragen aan de staat. In de tuin van de school staat zijn beeld ter ­herdenking, binnen prijkt zijn borstbeeld.”

Arthur Vanderpoorten heeft ook zijn stempel gedrukt op zijn nageslacht. “Mijn vader Herman wilde uitdrukkelijk in zijn politieke voetsporen treden”, zegt Marleen Vanderpoorten. “Hij werd trouwens zelf ook minister van Binnenlandse Zaken. Ook mijn neef Patrick Dewael en ikzelf spelen een rol in de liberale partijpolitiek, vanuit dezelfde verdraagzame en democratische ingesteldheid als wijlen onze grootvader.”

Tekst : GVA – Sam Van Clemen

 

 

Adviesraden e.a. inspraak

By | Nieuws

Maandag 11 februari ontvangt het stadsbestuur alle adviesraden om samen na te denken en te overleggen over de toekomst van de adviesraden en over burgerparticipatie in het algemeen.
Aan de hand van toelichtingen, best practices en een workshop zullen de adviesraden gevraagd worden verbeterpunten voor de eigen werking voor te stellen.

Adviesraden krijgen eerste woord over optimalisatie burgerbetrokkenheid bij beleid.

By | Weblogberichten

Maandagavond komen alle adviesraden samen om te brainstormen over hun toekomstige rol. De (her)waardering van adviesraden is een belangrijke paragraaf in het hoofdstuk “participatie en wijkwerking” van het bestuursakkoord.

Hoe kan de werking van adviesraden optimaler verlopen, hoe speelt het beleid efficiënter in op hun voorstellen en suggesties? Blijven alle adviesraden bestaan in de samenstelling die ze nu hebben? Of kan ook dat beter? Is er overlap met de beheersorganen en met elkaar ? Of is deze overlap juist een voordeel? Wat is de link tussen adviesraden en burgerbetrokkenheid in het algemeen? Hoe kunnen we een participatieve democratie en een wijkwerking organiseren op een transparante, rechtlijnige manier?

Eigenlijk vertrekken we voor dit laatste van een wit blad en is het nu het uitgelezen moment geëngageerde bewoners van onze stad en deelgemeente aan het woord te laten over hoe zij zelf hun toekomstige participatie aan het beleid zien. Ik kijk uit naar de inbreng van alle aanwezigen. Dat er een belangrijke stap wordt gezet in het erkennen van inspraak en samenspraak over de toekomst van onze stad, lijkt mij overduidelijk!

Bouwmeester en participatie

By | Weblogberichten

 

De Vlaamse bouwmeester heeft in de voorbije jaren heel wat sympathie en steun gekregen van politici, ambtenaren e.a. burgers inzake zijn ideeën over het toekomstige bouwen.

Open ruimten sparen, veel groen voorzien en hoger en dichter stapelen in verstedelijkte kernen zijn de speerpunten. Klinkt logisch als we een toekomst willen waar comfortabel wonen gekoppeld wordt aan voldoende ruimte en natuur voor iedereen. Ik zou er in onze stad direct willen aan beginnen!

Maar het blijft vooralsnog dromen. Hoe hoger en dichter bij elkaar bouwen in (vaak deels geklasseerde) stadskernen moet gerealiseerd worden zonder erfgoedconsulenten en centrumbewoners frontaal tegen hun kar te rijden, is mij een raadsel.

In Lier zijn heel wat gebouwen geklasseerd als monument, behoren ze tot een geklasseerd stadsgezicht of tot de buffer ervan. Daarom zijn ze niet of slechts heel gedeeltelijk verbouwbaar. Daarenboven zijn buurtbewoners er telkens als de kippen bij om hun (echte of vermeende) rechten aan te spreken als hun zonlicht bedreigd wordt, de regels rond inkijk niet gerespecteerd worden of een nieuw bouwproject voor extra mobiliteit dreigt te zorgen.

Dan maar naar de rand van Lier? Maar we zouden toch de schaarse groene en open ruimten vrijwaren met een betonstop? Daarom stelt de Vlaamse bouwmeester net voor in de stedelijke kernen hoger en dichter te bouwen….

In mijn nieuwe bevoegdheden als schepen komen participatie en burgerbetrokkenheid, en monumentenzorg elkaar tegen. Zo vinden onze bewoners dat al onze monumenten zeer toegankelijk moeten zijn, zelfs als dat raakt aan de historische karakteristieken van een gebouw. Erfgoed vindt dit niet altijd kunnen….

In dialoog kan er veel opgelost worden, hopelijk ook de niet altijd gelijklopende belangen en wensen van participerende bewoners en van erfgoed.
Wordt ongetwijfeld vervolgd. De restauratie van het begijnhof is een eerste testcase.