De voorzitter: Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten: Voorzitter, minister, collega’s, ook ik dank de
verslaggevers voor hun uitgebreid verslag. Er is, zoals ze gezegd hebben, een uitgebreide
discussie geweest in de commissie. Het is geenszins mijn bedoeling om die discussies te
herhalen. Ik wil wel van de gelegenheid gebruikmaken om concluderend namens mijn fractie,
een aantal punten duidelijk te stellen.
Onderwijsdecreten zijn een jaarlijks weerkerend fenomeen. Het zijn niet de aantrekkelijkste
en zeker niet de gemakkelijkste decreten om te bespreken. Dat weten we intussen allemaal.
En ook OD XXI bevat items uit alle onderwijsniveaus. Soms zijn het technische correcties
zonder meer. Andere zijn uitvoeringen van de cao, nog andere gaan dan weer over
fundamentele onderwijskundige onderwerpen. Bovendien werden, zoals door mevrouw Van
Steenberge werd gezegd, tal van amendementen ingediend – de meeste gelukkig al vroeger
dan vorig jaar –, soms over zeer belangrijke onderwerpen en zonder adviesvraag aan de Raad
van State of Vlor. Ook vandaag werd nog een amendement ingediend. Mijnheer De Meyer,
dat is spijtig want daardoor riskeert de meerderheid om de goedkeuring van dit decreet op de
helling te zetten en alleszins te vertragen.
De heer Jos De Meyer: Mevrouw Vanderpoorten, ik betreur het ook dat het amendement nu
moet worden ingediend. Ik ben het met u eens. Maar je moet je wel de vraag stellen of je dit
probleem oplost of niet. Ik vind het jammer dat niemand in de administratie zo opmerkzaam
is geweest om dit signaal aan het kabinet en de minister te geven. Vandaag moeten een aantal
parlementsleden dit probleem oplossen of het probleem wordt alleen maar groter.
Ik wil niet persoonlijk worden, maar ik heb de indiendata bij van de verzameldecreten van de
voorbije vijftien jaar en het aantal amendementen van de voorbije vijftien jaar. Ik zou u de
suggestie geven om op dit vlak een klein beetje bescheiden te blijven, maar ik ben het wel
met uw bemerking eens.
De voorzitter: De heer Wienen heeft het woord.
De heer Wim Wienen: Door de tussenkomst van de heer De Meyer vraag ik me af of het
tijdig indienen, zoals het hoort, van een ontwerp door een minister dan een vrijbrief moet zijn
om onze goedkeuring eraan te hechten. Dat lijkt me een beetje te kort door de bocht, collega.
De heer Jos De Meyer: Onze collega heeft niet goed geluisterd.
Mevrouw Marleen Vanderpoorten: Mijnheer De Meyer, men kan natuurlijk altijd
amendementen indienen. Ik begrijp wel dat er soms iets over het hoofd wordt gezien, maar
dan mag men als meerderheid niet verbaasd zijn als er reactie op komt van de oppositie, wie
die oppositie ook is en wie die meerderheid ook is.
Dames en heren collega’s, minister, met een aantal bepalingen kan Open Vld het uiteraard
eens zijn. Ik denk dan onder andere aan een aantal nieuwe regels voor het hoger onderwijs,
aan de regeling voor Nederlands als tweede taal (NT2) voor wettige verblijvers en aan de
flexibele leertrajecten.
Een gegeven dat echter regelmatig terugkomt in het ontwerp van OD XXI, is de verlenging
van tijdelijke projecten in afwachting van structurele vernieuwingen. Dit laatste legt meteen
ook de vinger op de wonde, een wonde waarover ik het in dit korte tijdsbestek toch nog graag
even wil hebben. Er is de voorbije twee jaar, de twee jaar dat u onderwijsminister bent, bijna
over geen enkel thema, aangekondigd in de beleidsnota, ten gronde met het parlement
gedebatteerd, laat staan dat er werd gefinaliseerd. Alleen in de commissie ad hoc over het
hoger onderwijs en over enkele dwingende problemen, ik denk aan de capaciteit, is er
degelijk werk geleverd. Voor het overige blijft het wachten op alle nota’s, evaluaties en
concepten die u reeds aankondigde, maar die blijkbaar alleen in resonantiegroepen,
werkgroepen, met koepels, vakbonden en kabinetsleden en – mag ik hopen – de meerderheid
werden of worden besproken.
Ik zal een zestal voorbeelden geven die allemaal op de ene of de andere manier het ontwerp
van OD XXI als kapstok hebben, onder andere omdat de tijdelijke projecten ter zake worden
verlengd.
Vlaanderen was vroeger een voorloper in het talenonderwijs. Vandaag dreigt Vlaanderen het
zwakke broertje te worden. We weten dat allemaal. Daarom zijn er door verscheidene
parlementsleden initiatieven ingediend, onder andere twee voorstellen van decreet door mijn
fractie. Daarom hebt u ook een talennota aangekondigd die klaar zou zijn voor bespreking
rond Pasen. We zijn nu twee maanden later, maar van de talennota moeten wij de eerste letter
nog lezen. U hebt nu beloofd bij de commissiebesprekingen van dit ontwerp van decreet dat
de nota er zal liggen voor het zomerreces. We zullen zien.
Ik ga het debat van de commissie over de maximumfactuur natuurlijk niet overdoen, maar dit
is misschien wel het meest schrijnende voorbeeld van besluiteloosheid. Een meerderheid,
maar misschien niet dé meerderheid, vindt al lang dat er iets moet gebeuren aan de huidige
regeling. De evaluatie van de bestaande regeling werd aangekondigd tegen december 2010.
Om die reden wilden de meerderheidspartijen niet weten van hoorzittingen naar aanleiding
van een resolutie van collega De Knop in oktober van vorig jaar.
We zijn nu juni 2011. Hebt u de eerste letter van de evaluatie al gelezen, collega’s van de
meerderheid? Ik heb nochtans sterk het vermoeden dat deze historie ook bij u ergernis begint
op te wekken. Nu is er een nieuwe regeling aangekondigd voor 1 januari 2012. Dit betekent
evaluatie bespreken, decreet uitschrijven, decreet bespreken en adviezen vragen in het najaar.
We zullen nogmaals zien.
Het decreet ‘leerzorg’ wordt al ongeveer tien jaar voorbereid. In het ontwerp van OD XXI
werden amendementen goedgekeurd in afwachting van structurele maatregelen voor onder
andere kinderen met autisme. Op een vraag om uitleg van mevrouw Helsen antwoordde u op
10 mei dat de resonantiegroepen die zich over ‘leerzorg’ gebogen hadden, hun werk hadden
afgerond. Uit de pers verneem ik dat er zich weinig enthousiasme aandient voor de uitvoering
van een nieuw decreet, dat er geen draagvlak is. U wilde op 10 mei niet vooruitlopen op de
beslissing van de Vlaamse Regering met betrekking tot de toekomst van ‘leerzorg’. Ik
veronderstel dat u hierover intussen wel overleg hebt gepleegd en dat u vandaag wel kunt
zeggen wat de toekomst van ‘leerzorg’ is?
In het ontwerp van OD XXI zijn heel wat uitvoeringen van cao-bepalingen opgenomen. Ze
worden veelal met terugwerkende kracht ingevoerd. Mijn fractie heeft daarom tegen deze
artikelen gestemd. En ook omdat we natuurlijk geen enkele mogelijkheid hebben gehad om
ons uit te spreken over de waarde van de afgesloten akkoorden.
Wat een parlement echter compleet onwaardig is, is dat elke vraag en discussie over het
lerarenberoep wordt afgewimpeld of gewoon niet wordt beantwoord omdat er sinds april een
lerarenloopbaandebat aan de gang is. Ik heb de vraag gesteld of de contouren van dit debat
zouden kunnen worden besproken in de commissie. Eigenlijk is dat ook toegezegd, weliswaar
zonder vervolg. Collega’s, het kan toch niet de bedoeling zijn dat er een grootschalig debat
wordt gevoerd met onder meer koepels en vakbonden, dat twee jaar in beslag zal nemen,
terwijl het parlement ondertussen geen enkel antwoord krijgt op vragen over de toekomst van
het lerarenberoep. Dat terwijl iedereen zegt dat goed onderwijs staat of valt met goede
leerkrachten, dat dé uitdaging van vandaag voor ons onderwijs bij de kwaliteit van de leraren
ligt.
De hervorming van het secundair onderwijs en het deeltijds kunstonderwijs moest op
onderwijsgebied het paradepaardje van deze Vlaamse Regering worden. Die hervormingen
bevinden zich nog steeds in de conceptfase. Steeds meer hoor ik bij onderwijsbetrokkenen dat
sterk wordt getwijfeld aan het draagvlak voor ook die hervormingen, ten eerste omdat er geen
geld tegenover kan worden geplaatst, ten tweede omdat het vinden van een breed draagvlak
zonder dat de principes van de hervorming vaststaan, een enorme klus is. De onzekerheid die
bij vernieuwingen komt kijken, doet velen veeleer kiezen voor het comfort van het statusquo.
Dat is altijd zo. Extra budget maakt een noodzakelijke hervorming vaak gemakkelijker,
maar is natuurlijk geen noodzakelijke voorwaarde. Keuzes kunnen en moeten ook op een
andere manier worden gefinancierd. Dan denk ik aan een efficiënter organiseren,
bijvoorbeeld door scholengemeenschappen te herschikken. Daarmee wacht u echter dan weer
tot het secundair onderwijs hervormd is, en zo zitten we helemaal in een vicieuze cirkel.
Minister, bent u er nog altijd van overtuigd dat de hervorming van het secundair onderwijs er
komt? Vindt u in dat geval niet dat het in september hoog tijd wordt het parlement in te
lichten over het reeds afgelegde traject, over de knopen die nu kunnen worden ontward en de
vragen die blijven?
Een van de laatste artikelen van dit ontwerp van onderwijsdecreet handelt over de
vervangingen in de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor), het Participatiedecreet dus. Ook hier zien
we iets merkwaardigs met betrekking tot de timing van de bijsturing van het decreet. In dit
geval is het niet de evaluatie of een advies dat op zich laat wachten. Integendeel, de evaluatie
werd reeds afgerond in het voorjaar van 2010. Eveneens vorig jaar al gaf de Vlaamse
Scholierenkoepel advies voor bijsturingen. Toen was het volgens u nog wachten op het
advies van de Vlor, maar dat ligt er ondertussen ook, sinds februari. Toch schijnt u geen
aanstalten te maken om bij te sturen en moet er alweer worden ‘gebricoleerd’, via een artikel
in dit ontwerp van decreet.
Minister, daarnaast is het ook nog wachten op het antispijbelplan, op de geïntegreerde
financiering van het basisonderwijs, op het actieplan Wetenschap en Techniek, op het
minidecreet over de rechtsbescherming van de leerlingen enzovoort enzovoort. Bij al die
voorbeelden vraag ik me af wat het probleem is. Is er geen eensgezindheid binnen de
meerderheid over het te voeren beleid bij al die items of vindt u het gewoon niet nodig om
echt werk te maken van een vooruitziend onderwijsbeleid? Geachte leden, vindt u het
normaal dat het parlement ver weg wordt gehouden van discussies over fundamentele
vernieuwingen en veranderingen? Vindt u het normaal dat de debatten opnieuw worden
gevoerd achter de schermen, in de coulissen, zonder democratische inspraak van het
parlement? Inspraak van vakbonden en koepels is natuurlijk heel belangrijk, maar toch nooit
belangrijker dan het parlement. Vindt u het van goed bestuur getuigen dat alles aan alles
wordt gekoppeld, en dat daardoor niets vooruitgaat?
Laat het duidelijk zijn: Open Vld maakt zich grote zorgen over de gang van zaken. Minister,
u wordt vaak omschreven als een hyperkinetisch persoon. Ook in uw communicatie vertoont
u hyperkinetische trekjes. (Opmerkingen van minister Pascal Smet)
Vooraleer u begint te lachen: uw beleid staat stokstijf stil. In een maatschappij die alles
verwacht van kennis en van haar jeugd, is dit onvergeeflijk. Ik hoop dat u vooralsnog een
hoopgevende repliek kunt brengen. Dan zullen we tevreden zijn.